Oud-Weertenaar Peter Frenken (69), reeds vele jaren woonachtig in Thorn, heeft aan de hand van meer dan 150 veelal romantische en ‘hoofse’ prentkaarten uit de periode 1910-1923 het levensverhaal van zijn tante Marie Frenken nauwgezet gereconstrueerd.
De kroniek, getiteld “Marie Frenken, dolend in lichaam en geest” is 3 februari jl. aangeboden aan locoburgemeester Wendy van Eijk van de gemeente Weert. De originele serie prentkaarten is gelijktijdig aangeboden aan het gemeentearchief van Weert.
150 prentkaarten een eeuw lang in een schoenendoos
Bijna een eeuw lang lagen meer dan 150 prachtige prentkaarten uit de periode 1910-1923 in een oude schoenendoos ergens verborgen op een zolder. Bijna alle kaarten waren gericht aan Marie Frenken uit Weert. Via de Weerter stadsgids Koos Neijnens, die de kaarten samen met zijn zus Francien uiteindelijk heeft geërfd, kwamen deze terecht bij achterneef Peter Frenken uit Thorn. Peters vader Lei, bekend van het kruidenierswinkeltje in de Kruisstraat op Keent, was een jongere broer van Marie Frenken en Marie was dus een tante van Peter.
Peter Frenken is meer dan een jaar intensief bezig geweest om aan de hand van de zeer fraaie ‘hoofse’ prentkaarten de lotgevallen van Marie Frenken uit Weert in de periode tussen 1910 en 1923 te beschrijven. Eén voor één heeft hij de vaak moeilijk leesbare kaarten ontcijferd en gesorteerd. Een waar monnikenwerk. Uiteindelijk zijn de lotgevallen van Marie vervat in een mooi vormgegeven boekwerk.
Het verhaal van Peter Frenken over zijn tante Marie Frenken levert een bijdrage aan de gepersonaliseerde geschiedschrijving van Weert en maakt het leven van eenvoudige mensen in de periode 1910-1923 zichtbaar en invoelbaar.
Binnenkort zal Peter Frenken over de hoofse prentkaarten, zijn speurtocht en het levensverhaal van Marie Frenken een presentatie houden in samenwerking met geschied- en oudheidkundig genootschap de Aldenborgh.
Persoonlijk verhaal tegen achtergrond WO I
De kroniek plaatst het persoonlijke verhaal van Marie Frenken tegen de achtergrond van de toen heersende oorlog in de buurlanden. Maar de kroniek schetst vooral ook hoe de destijds schaars aanwezige sociale voorzieningen jonge mensen dwong om voortijdig zelfstandig te worden en erop uit te trekken om te voorzien in het levensonderhoud. In het geval van Marie niet tot haar voordeel.
Marie Frenken is geboren in 1893. Door het voortijdig overlijden van haar vader in 1907 nam Marie als 14-jarig meisje een deel van de huishoudelijke taken op zich in het grote gezin met deels nog zeer jonge kinderen. Op haar 19e verliet ze het ouderlijk huis aan de toenmalige Dries (nu Louis Regoutstraat) op Keent. Na een eerste betrekking in Weert trok ze net voor het begin van de Eerste Wereldoorlog, evenals de meeste van haar broers en zussen, naar Duitsland. De vrouwen werkten op het platteland in de huishouding of boerderij en de mannen in de Duitse zware industrie in het Ruhrgebied. Ter plekke was er sprake van een Weerter enclave. Men zocht elkaar regelmatig op.
Door het overlijden van haar moeder in 1914 en het elders werken van de meeste broers en zussen was er van een thuisbasis in het ouderlijk huis geen sprake meer. Na een met vragen omgeven plotseling vertrek uit Duitsland in 1915 heeft Marie tot 1923 een dolend leven geleid in Weert, Eindhoven en Den Bosch. Dolend omdat ze veelvuldig wisselde van betrekkingen bij doorgaans vooraanstaande families. Maar ook dolend vanwege de vele wisselende minnaars. Binnen de relaties die ze had was er telkens sprake van periodes van aantrekking en van afwijzing.
Na weer een verbroken relatie en na het aan de Spaanse griep overlijden van haar vertrouwelinge, zus Betje, in 1918, was er sprake van een noodzakelijke herstelperiode in Weert voordat Marie in staat was haar dolend leven te hervatten. Nog vóór 1920 verkocht haar stiefvader zijn deel van de door huwelijk verworven familieboerderij.
Al deze gebeurtenissen trokken een wissel op haar psychische stabiliteit. In 1923 waren de bij haar optredende psychoses zo sterk geworden dat ze vanuit Eindhoven naar de psychiatrische instelling in Venray werd gebracht. Ze overleed daar in 1944. Op haar doodsprentje staat de opmerkelijke tekst: “Wil, Heer, de fouten en onwetendheid mijner jeugd niet gedenken.”