De heropening van het gerenoveerde Kasteelpark is op zondag 5 en maandag 6 juni feestelijk gevierd. Verschillende leden van Boeren van Weert boden tijdens deze dagen in het Kasteelpark hun voedselproducten aan, omdat zij van oudsher veel betekenden voor de voedselvoorziening van de graven die hier woonden. “Weerter boeren zijn onlosmakelijk verbonden met het kasteel en haar bewoners”, aldus Peter Korten, voorzitter van de Weerter Stichting De Aldenborgh.
“Boeren staan aan het begin van de voedselketen”, vertelt Peter Korten. “De stad kan niet zonder het achterland en het achterland kan niet zonder de stad.” Hier in Weert hadden boeren tot begin 20e eeuw de overhand. Er woonden veel meer mensen op het platteland dan in de stad en het boerenbedrijf was de grootste vorm van werkgelegenheid. “Er was in die tijd wel wat industrie, maar de meeste industrie was weer gericht op de boeren”, legt Korten uit. “Zo had je een meelfabriek, slachterij en melkfabriek; allen toeleveranciers of afnemers van de producten van boeren in Weert.” Volgens de cijfers was 51 procent van de bedrijven in Weert die tijd een boerenbedrijf, het overgrote deel was een gemengd bedrijf met deels vee en deels gewassen.
Schapenstad
In de middeleeuwen speelde Weert ook een belangrijk rol in de lakenindustrie. “Dat kwam door de vele schapen die hier rondliepen”, legt Korten uit. “Weert was een echte schapenstad omdat het Weerter grondgebied gunstig voor de dieren was om te grazen.” Van de wol werd stof en uiteindelijk onder meer kleding gemaakt. Korten: “Het Weerter laken was wereldberoemd, want in Antwerpen en Bergen op Zoom had Weert eigen lakenhallen. Daar gingen de Weerter lakenproducten heen en zo kwamen ze in de grote stad terecht.”
Transport
In 1822 werd het kanaal gegraven in Weert, waardoor men goederen per boot naar Maastricht en Den Bosch kon vervoeren. “Zo werd de afzet van Weerter boeren nog groter dan voorheen.” Weert had volgens Korten tot de Tweede Wereldoorlog een echte agrarische gemeenschap, daarna is dit door de industrialisatie gaan kantelen. “Grote bedrijven als Philips vestigden zich hier, wat voor een ander soort werkgelegenheid zorgde. Daarnaast bestonden gezinnen uit steeds meer kinderen en met zo’n groot gezin konden ze niet leven van alleen de boerderij. Zij waren dus gedwongen om ergens anders te gaan werken.”
Tiendschuur
Boeren waren in de middeleeuwen verplicht om een tiende van hun omzet af te staan aan de graven, als een soort belasting. In Weert stonden de boeren dus 10 procent af aan de bewoners van kasteel Nijenborgh. De producten werden vervolgens opgeslagen in de Tiendschuur die achter het kasteel lag. In het Kasteelpark kun je een replica van de Tiendschuur bezichtigen. “Het werk dat de boeren verrichtten was dus heel belangrijk”, aldus Korten.
De voorzitter vertelt dat van de middeleeuwen tot de Franse tijd de adellijke families de baas waren. “De families die in kasteel Nijenborgh woonden, hadden ook een schout op het kasteel wonen die de belasting inde. Niet alleen in de Tiendschuur, maar ook in huisjes (schuren) die op het voorhof stonden werd het voedsel opgeslagen voor de adel en voor het personeel. Daarnaast was er ook nog de destijds zeer machtige kerk, die samen met de adel de baas was. Zo gingen de paters Franciscanen bij boeren aan de deur om te bedelen voor eten. Uit vrijgevigheid schonken de boeren eten aan hen. Zo hielden de boeren twee belangrijke standen in leven: de adel en kerk.”
Landbouwcrisis
Eind 19e vond er een landbouwcrisis plaats. “Als antwoord hierop gingen de boeren samenwerken en Weert speelde hierin een pioniersrol”, zegt Korten. “We kregen kunstmest uit Amerika waarmee de schrale gronden in Weert goed konden worden bemest. Er kwam meer productie en men ging ook meer bossen ontginnen om er akkers van te maken. Het areaal werd groter, ook door samenwerking. Zo werd ook de eerste coöperatieve stoomzuivelmelkerij Tungelroy opgericht in 1892.” De uit Altweert afkomstige ‘boerenkoning’ Jan Truijen werd de eerste voorzitter van de in 1896 opgerichte Limburgsche Christelijke Bond, voorganger van de LLTB. “De bond werd opgericht om samen te werken in een coöperatie voor landbouwvoorlichting en richtte zich op meer productie, een groter afzetgebied en gezamenlijke investeringen.”
Belang van boeren
“Boeren zijn altijd belangrijk geweest in de voedselvoorziening”, zegt Korten. “Met de heropening van het Kasteelpark worden we eraan herinnerd dat ze onlosmakelijk verbonden zijn met de Weerter geschiedenis en met kasteel Nijenborgh en haar bewoners.” Volgens de voorzitter kwam er heel veel werk bij het ‘boer zijn’ kijken, waar vandaag de dag niemand aan denkt. “Er was nog geen supermarkt waar mensen heen konden gaan. De boeren bewaarden zelf het vlees, maar er was ook nog geen koelkast of diepvries. Dus moesten ze het vlees zelf pekelen en vruchten wecken zodat het voedsel niet zou bederven. Boer zijn was hard werken en dat is het anno 2022 nog altijd. In getal zijn er misschien minder bedrijven, maar mede door mechanisatie zetten zij nu veel meer werk af dan voorheen. Boeren zijn nog altijd belangrijk voor Weert. Zonder boeren geen voedsel, dat is één ding wat zeker is.”
Veel van deze intwikkelingen zoals het maken van laken werd pas echt goed mogelijk na de bouw van de watermolens op de Abeek. Daar stonden enkele Volmolens die het Weerter laken volden. Als betaling voor die diensten mocht een graanmolen graan voor Weert malen. Verder hadden de Heer van Weert en zijn neef de Heer van Bocholt er ook een molen in eigendom.
Een van mijn voorvaderen, alphonz de grothe, was een van die boeren die graan leverden voor de molen vd Heer van Weert.
Toen hij op een dag bij de molen was en vermoeid door het zware werk de zakken vulden vd Heren v Weert lette hij even niet op en raakte een wiek van de molen hem.
Deze ” klap vd molen” is hedentendage nog een gezegde in Weert en verre omstreken en dat allemaal dankzij mijn voorvader Alphonz de Grothe zaliger.
Zover ik weet heeft het geen enkel nadelig effect op al zijn nazaten.