Gevangenisstraffen voor in Weert opgepakte terreurverdachten

Algemeen Weert Reageer 6 min. leestijd

De rechtbank Rotterdam heeft vandaag zes mannen veroordeeld tot celstraffen van 10 tot 17 jaar. De hoofdverdachte kreeg 17 jaar gevangenisstraf. Een aantal van deze mannen werd op 27 september 2018 opgepakt op de Trancheeweg in Weert.

De rechtbank acht bewezen dat deze verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een grote terroristische aanslag op willekeurige burgers en de politie in Nederland. Zij hebben deelgenomen aan een terroristische organisatie en een training gevolgd met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf.

Op 26 april 2018 maakt een AIVD-ambtsbericht melding van het feit dat de hoofdverdachte voorbereidingen trof om met een groep personen veel slachtoffers te maken door een terroristische aanslag te plegen op een groot evenement in Nederland. Hij was op zoek naar middelen voor een aanslag en iemand die hierin kon faciliteren. Direct na de ontvangst van het bericht startte een groot opsporingsonderzoek, genaamd 26Orem. Later werd het onderzoek uitgebreid met de verdenkingen tegen de vijf andere verdachten.

Bomaanslag

De groep was van plan eind 2018 met een voertuig een (zware) bomaanslag te plegen en elders een festival binnen te dringen ‘schietend als een gek op mensen’ met Kalasjnikovs. De verdachten wilden daarbij ook handgranaten en bomvesten gebruiken. De bomvesten zouden gebruikt moeten worden als de politie zou arriveren, zodat ook zij slachtoffer zouden worden.

AIVD

Het gegeven dat AIVD-medewerkers in hun e-mails de hoofdverdachte lijken te steunen bij de uitvoering van zijn plannen, religieuze opvattingen met hem uitwisselen, bij hem erop aandringen nieuwe e-mailadressen aan te maken en contact op te nemen met ‘hun broeder’ (de politie-infiltrant) maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van uitlokking. De verdachte werd daarmee namelijk niet aangezet tot het begaan van strafbare feiten anders dan die hij al van plan was te plegen. Wel is de AIVD na aanvang van het opsporingsonderzoek te lang doorgegaan met het beïnvloeden van de verdachte. Ze hadden moeten stoppen op het moment dat de politie de infiltrant inzette.

Politie-infiltrant

De verdachte had al het opzet om een aanslag te plegen. Het initiatief lag bij hem. Hij schreef al op 28 mei 2018 over het plegen van een aanslag en mogelijke doelwitten en gaf in augustus 2018 bij de infiltrant aan welke wapens en bomvesten de groep wilde voor de aanslag. Daarvoor wilde de verdachte samenwerken met de infiltrant. Weliswaar heeft de infiltrant enige initiatieven genomen, zoals het opnemen van contact met de verdachte voor bijvoorbeeld het afspreken van een locatie waar zij elkaar konden ontmoeten of het verschaffen van informatie over kunstmest en chemicaliën voor een bom, maar daarmee is de verdachte niet aangezet tot het voorbereiden van een aanslag. De rechtbank stelt vast dat de verdachte door de infiltrant niet tot handelingen is gebracht anders dan die hij al van plan was te plegen.

Extremistisch gedachtengoed

De verdachte beschikte over grote hoeveelheden (beeld)materiaal over het radicale en extremistische gedachtengoed van de gewapende jihadstrijd, zoals dat door terroristische organisaties als Islamitische Staat wordt gepubliceerd en verkondigd.

Straf en maatregel

De bewezen verklaarde feiten zijn zeer ernstige misdrijven, wat zwaar meeweegt bij de bepaling van de (hoogte van de) straf. De internationale gemeenschap wordt geteisterd door bloedige en angstaanjagende terroristische aanslagen. Deze aanslagen worden gepleegd vanuit een intolerante religieuze ideologie, waarbij wordt geprobeerd het eigen gelijk op gewelddadige wijze aan anderen op te leggen en waarbij de bevolking veelal slachtoffer is en ernstige vrees wordt aangejaagd. De verdachte en de medeverdachten wilden zowel de burgerbevolking als de politie in Nederland treffen met een bloedige aanslag waarbij grote aantallen onschuldige personen het slachtoffer zouden moeten worden. Dankzij tijdig ingrijpen van de Nederlandse overheidsdiensten hebben zij hun plannen niet kunnen uitvoeren.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf gekeken naar de wettelijke strafmaxima, de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de aard van de strafbaarstellingen, het belang dat de Nederlandse maatschappij gedurende een lange periode wordt beschermd en naar preventie.

Alles afwegende heeft de rechtbank geen enkele reden af te wijken van de eis van de officieren van justitie en is een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaar passend. Ook wegen mee de onoprechtheid van de verdachte in zijn spijtbetuigingen en de onaannemelijkheid van de door hem gestelde deradicalisering, zoals omschreven in de PBC- en reclasseringsrapporten. Onderzoekers adviseren daarnaast om het ten laste gelegde volledig aan de verdachte toe te rekenen.

De beïnvloeding door de AIVD na aanvang van het opsporingsonderzoek heeft een strafvermindering van één jaar gevangenisstraf tot gevolg.

De rechtbank legt daarnaast een maatregel op die het mogelijk maakt om de verdachte aansluitend op zijn gevangenisstraf onder toezicht te stellen. Die maatregel is nodig om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid te beschermen. De verdachte lijkt immers nog steeds een gewelddadige, salafistische ideologie aan te hangen, waardoor het risico op herhaling hoog is. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 17 jaar en de maatregel passend en geboden. Aan de vijf medeverdachten zijn straffen van 10 tot 13 jaar opgelegd.  

Deel dit bericht
Geef reactie