Column – Carnaval, of zoals wij het in de regio noemen, ‘vastelaovendj’, vormt een belangrijk ritueel in de Nederlandse cultuur. Het markeert niet alleen het begin van de veertig dagen durende vastenperiode, maar dient ook als een vrolijke aankondiging van de komst van de lente.
In mijn jeugd was ik me echter niet bewust van de diepere betekenis van deze feesten. Voor mij was carnaval vooral een gelegenheid om kattenkwaad uit te halen en te genieten van de levendige sfeer. Als kind groeide ik op in een klein dorp waar carnaval een groot festijn was.
Al op jonge leeftijd deed ik mee aan de optocht. Met een groep vrienden hadden we een fietsenkar omgebouwd tot een carnavalswagen. We gebruikten spaanplaten en een oude schoolbank, versierd met slingers en ballonnen. Het opschrift ‘Waar blijft de kleuterschool?’ was onze creatie, een knipoog naar het feit dat onze dorpsgemeenschap deze nog niet had.
Het was een eenvoudige, maar gezellige manier om onze betrokkenheid bij de carnaval te tonen. In de jaren zestig groeide mijn enthousiasme voor vastelaovendj. We begonnen echte carnavalswagens te bouwen en namen deel aan de optochten met veel meer flair en creativiteit. Het was een tijd van samenhorigheid, waarin dorpelingen samenkwamen om te genieten van de festiviteiten.
De zeventiger jaren waren een bijzondere periode, waarin ook mijn eigen kinderen deelnemers werden van de vreugde van carnaval. Samen vierden we vastelaovendj, en we namen deel aan de optochten met trots en plezier. Optochten op Moesel en de Wichteroptocht in de stad.
Terugkijkend op deze herinneringen, besef ik hoe waardevol carnaval in mijn leven is geweest. Het was meer dan zomaar een feest; het was een bijzondere tijd van verbinding, creativiteit en kinderlijke vreugde. Vastelaovendj blijft een geliefde traditie, die niet alleen het begin van de vastenperiode markeert, maar ook de blijvende herinneringen van een gelukkige kindertijd.
Een bijdrage van Sjra Clerkx